Selecteer een pagina

Schildpadden

Biotoop Moorse landschildpad Turkije.

Biotoop Moorse landschildpad Turkije.

Mata mata Waterschildpad.

Mata mata Waterschildpad.

Volwassen bijtschildpad.

Volwassen bijtschildpad.

Schildpadden

Algemeen
Schildpadden worden globaal verdeeld in zee-, land– en waterschildpadden. De zeeschildpadden zijn bijzonder interessant en boeiend, maar komen voor bespreking in dit beknopte boekje niet in aanmerking. Landschildpadden werden in het verleden te pas en te onpas als huisdieren aangeschaft. Meestal had men geen benul van de toch vrij specifieke verzorging die iedere soort afzonderlijk nodig heeft. Datzelfde doet zich nu voor met de roodwang– en geelwangschildpadden.
Schildpadden worden door hun schild zodanig gekenmerkt dat zij niet met andere dieren kunnen worden verward. Het schild van de schildpadden bestaat uit hoornschubben. Het schild is niet gevoelloos, want tussen de hoornschubben en de beenplaten ligt een huidlaag met bloedvaten en veel zenuwen.
Een uitzondering wat de hardheid van het schild betreft vormt de weekschildpad (Trionichidae).
Onder de schildpadden kan de lengte van de nek sterk variëren. We kennen de zogenaamde halswenders en de halsbergers.
De halswenders krommen hun lange nek als het ware voor de opening van het schild, de halsbergers trekken de kop terug in het schild.
De uit de Verenigde Staten afkomstige muskusschildpad (Sternotherus) scheidt een vies ruikende substantie af.
Onder de waterschildpadden komen soorten voor met uiterst krachtige kaken, de bijtschildpadden (Chelydridae). Zij voeden zich met vissen en zelfs watervogels, die zij onder water trekken. Deze bijtschildpadden kunnen probleemloos vingers en tenen afbijten. De bekendste is de gewone bijtschildpad (Chelydra serpentina). De grootste is de aligatorbijtschildpad (Macroclemys temminckii). Deze wordt tot 80 cm.
Onder de landschildpadden kennen we enkele reuzen. De bekendste zijn waarschijnlijk de Galapagoslandschildpadden (Geochelone elephantopus). Deze soort wordt 120 cm en weegt 135 kg.
Een andere reuzenschildpad is de Seychellenschildpad (Geochelone gigantea). Deze soort wordt tot 105 cm en weegt 120kg.

Roodwangen. Noordamerikaanse sierschildpadden.

Ze worden als lieve kleine waterschildpadjes verkocht, maar de opvangcentra zitten er vol mee: Roodwangen. Noordamerikaanse sierschildpadden.

Zeer bekend in Nederland zijn de jonge roodwangsierschildpadjes (Chrysemys scripta elegans). Als jonge diertjes ter grootte van een rijksdaalder, worden ze regelmatig in grote aantallen geïmporteerd en tegen lage prijzen aangeboden.
Helaas heeft de handel deze fraaie, sterke waterschildpadden gedegradeerd tot een verbruiksartikel dat meestal in verkeerde handen terecht komt. Veel kinderen weten niet waaraan ze beginnen, wanneer, goed bedoeld, dergelijke jonge dieren aan hen worden toevertrouwd. Daarbij komt nog dat de ouders zelf veelal niet voldoende zijn geïnformeerd over de juiste verzorging van deze fraaie waterschildpadjes.
De jonge schildpadden vragen namelijk wel degelijk een bijzondere verzorging. Daarnaast realiseert men zich niet dat de schildpadden groot worden (circa 30 cm) en dat halfwas en volwassen dieren lelijk kunnen bijten.
De handel draagt aan de ellende bij door totaal ongeschikte schildpaddenbakjes, compleet met eiland, voor deze diertjes aan te bieden.
Om goed te kunnen gedijen hebben de roodwangen een behoorlijk terrarium nodig. Een bak met een vloeroppervlak van 100 x 50 cm is voor de volwassen dieren nog behoorlijk aan de krappe kant. Een stralingswarmtebron is onontbeerlijk en de dieren moeten op een droog zonneplekje op het heetst van de dag toch temperaturen van tussen de 30 en 35 graden Celsius kunnen opdoen.
Kalk als bijvoeding is nodig voor de opbouw van een stevig schild en vitamine D3 is nodig om deze kalk te kunnen opnemen. Er zijn voldoende preparaten kant en klaar voorhanden.
De Noordamerikaanse sierschildpadden zijn alleseters met voorkeur voor vlees en vis.
Naast de overbekende roodwangen zijn er nog meer sierschildpadden die we regelmatig in de handel aantreffen:
De geelbuikschildpad (Trachemys scripta scripta) die voorkomt in het Zuidoosten van de VS.
De geelwangsierschildpad (Trachemys scripta troosti) uit Tennesee en Kentucky.

Carolina doosschildpad (Terrapene carolina).

Carolina doosschildpad (Terrapene carolina).

Nog een doosschildpad.

Nog een doosschildpad, eet graag regenwormen en vis.

 

 

 

 

Doosschildpadden
De Amerikaanse doosschildpadden (Terrapene) behoren tot het geslacht Terrapene. Ze komen voor in Noord-Amerika tot Mexico. Het zijn qua uiterlijk schildpadden die meer op land- dan op waterschildpadden lijken. Dat klopt ook wel een beetje, de doosschildpadden leven graag in de buurt van water, in een vochtige omgeving. Ze zitten graag in ondiep water. Ze eten zowel plantaardige als dierlijke kost. De doosschildpadden danken hun naam aan het buikschild met de voor en achter scharnierende delen waardoor zij kop en staart kunnen afsluiten binnen hun harde schild. De Noordamerikaanse doosschildpadden houden van nature een winterslaap. Het klimaat waarin zij voorkomen lijkt op veel plaatsen op het Zuid-Europese klimaat.
Bekende doosschildpadden zijn de Carolina doosschildpad (Terrapene carolina) en de wat zuidelijker en droger voorkomende sierdoosschildpad (Terrapene ornata).
Het buikschild van de Aziatische doosschildpadden (Cuora) sluit minder hermetisch af dan dat van de Amerikaanse doosschildpadden. Qua klimaat eisen de Aziatische soorten hogere temperaturen. Ze komen uit moerasgebieden en hebben een gelijksoortige levenswijze.
Een bekende soort is de Ambonese doosschildpad (Cuora amboinensis). Deze soort is afkomstig uit India, de Soenda-eilanden en de Filipijnen. Hij wordt tot 20 cm lang.
Een andere bekende soort is de geelranddoosschildpad (Cuora flavomarginata), die uit Zuid-China en Taiwan komt en ook tot 20 cm wordt.

Callagur borneoensis. 

Callagur borneoensis. Meer info klik: (hier).

Weekschildpadden
Naast de land- en waterschildpadden met een hard schild kennen we ook de zogenaamde weekschildpadden (Trionychidae).
In plaats van een hard beenpantser hebben zij een schild van dikke taaie huid. Ze hebben een langgerekte kop en puntige snuit. Hun poten zijn peddelvormig en plat. Deze waterschildpadden zijn afkomstig uit Azië, Afrika en Noord-Amerika. Ze leven hoofdzakelijk in zoet, maar ook in brak water, tot in zee toe. Hun voedsel bestaat uit slakken, regenwormen, insecten, kikkers en vis. Weekschildpadden zijn heel erg agressief en bijterig. Ze hebben een lange hals en kunnen daardoor over hun rugpantser heen nog bijten. Ze zijn moeilijk om vast te houden.
Weekschildpadden verblijven het grootste deel van hun leven in het water. Ze komen eigenlijk alleen maar op het land om eieren te leggen. Ze zonnen wel op oevers en boven het water uitstekende stronken en stenen. Onder water graven zij zich graag een beetje in. Soms komt enkel de kop uit de bodem omhoog steken.
Van de weekschildpadden zijn verschillende soorten beschreven. De grootte varieert. De Chinese drieklauw (Trionyx sinensis) wordt hooguit 25 cm. De reuzenweekschildpad (Pelochelys bibroni) wordt meer dan een meter.

De Griekse landschildpad (Testudo hermanni) is een schildpad uit de familie landschildpadden (Testudinidae).

De Griekse landschildpad (Testudo hermanni) is een schildpad uit de familie landschildpadden (Testudinidae).

Agrionemys horsfieldii Nederlandse naam: Vierteenschildpad

Agrionemys horsfieldii Nederlandse naam: Vierteenschildpad Land van herkomst: Deze soort bewoont de vlaktes in Zuidwest-Azië (Afghanistan, Iran, Pakistan, voormalig Sovjet Unie) en is daar actief van april tot en met september.

De Moorse landschildpad.

De Moorse landschildpad leeft in delen van de Balkan, Turkije, Griekenland en enkele eilanden daarvan, zuidelijk Frankrijk, Italië en Spanje, ook op Majorca, Sicilië en Sardinië, en in veel gebieden is de soort uitgezet.

Europese landschildpadden
Vroeger werden heel vaak landschildpadden uit Zuid-Europese landen meegebracht. De bekendste is de Griekse landschildpad (Testudo hermanni). Deze schildpad komt voor in Zuid-Europa, in het Middenlandsezeegebied. Daarnaast was ook de Moorse landschildpad (Testudo graeca) uit Noord-Afrika, het Midden-Oosten en het zuidoosten en zuidwesten van Europa heel populair. Door de handel werden deze schildpadden vaak in grote aantallen geïmporteerd en tegen lage prijzen aangeboden. Vaak kwamen deze kwetsbare dieren in verkeerde handen terecht.
Andere populaire Europese landschildpadden waren de vierteenschildpad (Agrionemys horsfieldii) en de veel zeldzamere breedrandschildpad (Testudo marginata). De beste manier om deze landschildpadden te houden is in grote buitenterraria. In deze terraria moeten composthopen of dergelijke aanwezig zijn waarin de dieren vorstvrij kunnen overwinteren. Al deze
landschildpadden zijn planteneters die zo gevarieerd mogelijk moeten worden gevoed. In liefhebberskringen worden momenteel zeer goede resultaten behaald met het houden en kweken van deze soorten.
Uit Egypte komt een zeer klein blijvende Egyptische landschildpad (Testudo kleinmanni). Deze soort is in liefhebberskringen zeer gewild en wordt op kleine schaal gekweekt.
De meeste Europese landschildpadden zijn beschermd volgens lijst I. Dat wil zeggen dat ze niet zonder vergunning mogen worden verhandeld. Wie overweegt om nakweekdieren van iemand over te nemen moet eerst een vergunning aanvragen bij het ministerie van LNV, bij het Citesbureau.

De gebochelde klepschildpad (Kinixys homeana)

De gebochelde klepschildpad (Kinixys homeana) is een schildpad uit de familie landschildpadden (Testudinidae). De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Thomas Bell in 1827. Later werd de wetenschappelijke naam Cinixys homeana gebruikt.

Klepschildpadden.

Klepschildpadden: Deze naam is te danken aan het rugschild of carapax, dat aan de achterzijde een scharnier heeft en naar beneden kan worden geklapt om zo de poten en staart te beschermen. De klep is echter niet meteen gebruiksklaar, het duurt enkele jaren voordat de schildpad zijn achterste deel van het rugschild omlaag kan klappen.

Klepschildpadden.

Alle soorten komen uitsluitend voor in Afrika, hoewel de verspreidingsgebieden nogal verschillen.

Afrikaanse klepschildpadden
Landschildpadden genieten nog steeds volop belangstelling. Helaas staan de Afrikaanse klepschildpadden (Kinixys) niet bekend als gemakkelijk te verzorgen terrariumdieren. Toch worden er nog steeds regelmatig klepschildpadden door de handel te koop aangeboden. Kenmerkend voor de klepschildpadden is het scharnierende achterste deel van het rugpantser, dat als extra bescherming voor de schildpad kan worden dichtgeklapt. Het scharnierende punt zit op circa 1/3 deel van het rugschild, van achteraf gerekend, over de breedte van het schild. Men veronderstelt dat dit scharnieren van het rugschild ook iets te maken kan hebben met de ademhalingstechniek van de klepschildpadden en/ of met het voortplantingsgedrag. Veel is hierover echter nog niet bekend.
Alle klepschildpadden zijn min of meer waterminnend. Ze kunnen goed zwemmen en zijn in staat om in het water te jagen. Een aanwijzing voor hun binding met water vormen de zogenaamde anaalblazen aan de darm, die verder uitsluitend bij échte waterschildpadden worden aangetroffen.
Er zijn drie soorten Afrikaanse klepschildpadden beschreven. De bekendste is de gewone klepschildpad (Kinixys belliana), die voorkomt in West-Afrika. Deze soort is qua uiterlijk bijzonder variabel. De gewone klepschildpad wordt voornamelijk in savanneachtig gebied gevonden, maar ook in droge berg- en rotsachtige gebieden. Deze soort heeft het grootste verspreidingsgebied van de drie. Er zijn van de gewone klepschildpad 2 ondersoorten bekend en wel de 4-tenige Kinixys b. nogueyi en de 5-tenige Kinixys b. belliana.
De andere twee klepschildpadden zijn de stekelrandklepschildpad (Kinixys erosa) en Home’s klepschildpad (Kinixys homeana). Een opmerkelijk feit is dat deze beide soorten grote gelijkenis in uiterlijk en gedrag vertonen en tevens in hetzelfde verspreidingsgebied worden gevonden: een groot deel van West- en Centraal-Afrika. Met ruim 30 cm is de stekelrandklepschildpad de grootste van de drie soorten. Hij dankt zijn naam aan de naar boven gebogen stekelvormige schilden aan de achterste rand van het rugschild. Home’s klepschildpad wordt iets meer dan 20 cm. Kenmerkend voor Home’s klepschildpad is de steil aflopende achterkant van het rugschild. Beide soorten zijn veel meer aan vochtige omgeving gebonden dan de gewone klepschildpad. Ze leven in het vochtige regenwoud, moerassen en op overgroeide, beschaduwde oevers van rivieren.
Klepschildpadden zijn alleseters. Plantaardig voedsel, levende insecten en aas worden gegeten. In het terrarium eten ze goed gewassen sla en andijvie, fruit, paardebloemen en -sla, (dode) insecten, allerlei rauw vlees en ook kattenvoer uit blik. Vooral jonge dieren hebben sterke behoefte aan kalk en vitamine D.
Net geïmporteerde klepschildpadden zijn meestal besmet met darmparasieten. Ze weigeren vaak voedsel en hebben moeite met acclimatiseren. Mestonderzoek kan de parasieten aantonen en het behandelen met bijvoorbeeld Panacur kan de oplossing zijn. Een en ander bij voorkeur in overleg met een gespecialiseerde dierenarts.
Een terrarium voor klepschildpadden moet zoveel mogelijk bodemoppervlak bieden. Klepschildpadden kunnen behoorlijk actief zijn en kunnen zelfs aardige snelheden ontwikkelen. Daarnaast zijn het uitstekende klimmers, waar bij de afdichting van een terrarium rekening mee moet worden gehouden. Wanneer zij in ruste zijn, graven zij zich graag in of trekken zich terug onder een ‘afdak’, Het bodemsubstraat in het terrarium kan een mengsel van zand en turf zijn. Een stralingswarmtebron moet een ‘zonneplaats’ tenminste enkele uren van de dag tot zo’n 45 graden C. verwarmen. Voor het overige is het aan te bevelen de temperatuur niet onder de 20 graden C. te laten dalen. Alle schildpadden zijn gevoelig voor tocht. Er wordt van klepschildpadden in Nederland een stamboek bijgehouden.

De snavelborstlandschildpad (Chersina angulata).

De snavelborstlandschildpad (Chersina angulata) is een schildpad uit de familie landschildpadden (Testudinidae).

Andere Afrikaanse landschildpadden
Andere bekende en minder bekende landschildpadden uit Afrika zijn de panterschildpad (Geochelone pardalis) uit Oost- en Zuid-Afrika. Deze schildpadden worden tot 80 cm groot en kunnen zo’n 35 kg wegen. Ze zijn gemakkelijk te verzorgen, maar vragen vanwege hun afmetingen behoorlijk wat ruimte.
Datzelfde geldt voor de sporenschildpad (Geochelone sulcata). Dat is de grootse landschildpad uit Afrika. Volwassen mannen worden ruim 80 cm en wegen meer dan 45 kg. Het zijn sterk warmteminnende landschildpadden en vooral in de paartijd kunnen de mannen behoorlijk agressief zijn. Door met een aanloopje op hun belager af te stormen proberen zij die om te gooien of te imponeren. Wie ooit met zijn vingers tussen de wand van het terrarium en het schild van een sporenschildpad heeft gezeten, weet dat zoiets behoorlijk pijnlijk kan zijn.
Naast het eerder beschreven voedsel eten deze landschildpadden graag verse grassen. Hoewel er kweekresultaten met deze soort worden bereikt is het eigenlijk voor de meeste liefhebbers een schildpad waarvan het houden ervan praktisch gesproken niet haalbaar is doordat ze zo groot worden.
Uit Zuid-Afrika komen de boegsprietschildpadden (Chersina angulata) en de ‘padlopertjes‘ (Homopus), waarvan verschillende soorten bekend zijn; deze soorten blijven klein (10-12 cm). Het zeldzaamst zijn de netschildpadden (Psammobates).
De meeste uit Zuid-Afrika afkomstige schildpadden zijn min of meer voedselspecialisten omdat zij zich met daar voorkomende succulenten en bloemen van planten voeden.

kolenbranderschildpad (Chelonoidis carbonarius)

De soort behoorde eerder tot de geslachten Geochelone en Testudo zodat in de literatuur vaak de verouderde naam wordt gebruikt. De soortaanduiding carbonarius komt uit het Latijn en betekent letterlijk vertaald ‘kolen’; de naam slaat op de vuurrode kleur van de poten.

Geochelone carbonaria (Roodkopvarieteit).

Geochelone carbonaria (Roodkopvariëteit).

juveniele dieren

Bij de juveniele dieren zijn de gele vlekken op de kop en schild groter, ze hebben felrode schubben op de poten.

Geochelone denticulata (Geelpootschildpad of woudschildpad).

De soort werd voor het eerst beschreven door Carolus Linnaeus in 1766. Oorspronkelijk werd de wetenschappelijke naam Testudo denticulata gebruikt. De soort behoorde eerder tot de geslachten Geochelone en Testudo. Tot in 2014 werd de naam Chelonoidis denticulata gebruikt, waardoor deze naam ook in de recente literatuur veel wordt gebruikt.

Kolenbranders en woudschildpadden
Kolenbranders (Geochelone carbonaria) ook wel roodpootschildpadden genoemd, zijn altijd zeer populaire landschildpadden geweest. Het zijn mooie dieren met een donker schild met gele vlekken erop. De grove schubben aan de voorpoten zijn vaak oranje tot fel rood van kleur. Ook de kop vertoont gele en rode kleuren. Het is een uit het noorden van Zuid-Amerika tot in Ecuador en Brazilië afkomstige landschildpad die zo’n 35 cm lang kan worden. In de paartijd kunnen de mannetjes tijdens de balts een opvallend, ‘gakkend’ geluid maken. Mannen en vrouwen zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden doordat het buikschild van het mannetje opvallend hol is. Daarnaast is het schild van volwassen mannetjes sterk ingesnoerd, waardoor het van bovenaf gezien S-vormig wordt. De staart van de mannetjes is veel langer dan die van de vrouwtjes. Het zijn gemakkelijk te verzorgen landschildpadden die zich in gevangenschap ook probleemloos blijken voort te planten.
Binnen liefhebberskringen worden er voor zoveel mogelijk soorten reptielen stamboeken opgezet om de kweek in goede banen te leiden. Voor de kolenbrander bestaat bijvoorbeeld zo’n stamboek. Het geeft een goed overzicht van het aantal dieren dat in Nederland wordt gehouden. Bovendien kan zo’n stamboek liefhebbers met elkaar in contact brengen.
Kolenbranderschildpadden leven aan de rand van het regenwoud. Wat meer teruggetrokken in het regenwoud vindt men de woudschildpad (Geochelone denticulata), ook wel geelpootschildpad genoemd. Deze soort (60 cm) is de grootste vastelandschildpad van Zuid-Amerika. Op de Galapagoseilanden komen nog veel grotere reuzenschildpadden voor.
Beide bovengenoemde soorten stellen een lage waterbak in het terrarium zeer op prijs.
Kolenbranders en woudschildpadden worden nogal eens met elkaar verward. Vanwege het grote verspreidingsgebied zijn er nogal wat plaatselijke variëteiten. Deze kunnen inderdaad tot verwarring leiden. Het duidelijkste verschil vormen de langere neusschilden bij de woudschildpadden. Verder zijn er kleine verschillen bij de schubben van de schilden.

Parende kolenbranders

Parende kolenbranderschildpadden in Suriname (Foto: Frieda Jansen febr. 2009).

Translate »