Selecteer een pagina

Sceloporus malachiticus

Een door mij geschreven verslag in Lacerta, 1976, 34ste jaargang, blz. 142-145.

Het Malachietleguaantje (Sceloporus malachiticus – Cope 1864)

Inleiding
Sceloporus malachiticus, het fraai gekleurde, mosgroene stekelleguaantje wordt de laatste tijd regelmatig geïmporteerd uit Costa Rica.
Gezien het aantrekkelijke uiterlijk en de karakteristieke eigenschappen van dit diertje leek het interessant even aandacht aan hem te schenken.

Sceloporus malachiticus.

Het Malachietleguaantje (Sceloporus malachiticus) op een stam druivenhout.

Verwantschap
Het geslacht Sceloporus behoort, evenals bijvoorbeeld de anolissen en vele andere in Zuid-Amerika voorkomende hagedissen, tot de uitgebreide familie der Leguanen (Iguanidae). Het is onderverdeeld in een groot aantal geslachten en soorten (circa 200) en aangezien er nog steeds actief onderzoek plaats heeft van de systematiek, vinden er nog regelmatig verschuivingen en herverdelingen plaats.

Algemene beschrijving
De leguanen in het algemeen zijn bewoners van de Nieuwe Wereld, zo ook Sceloporus. Het gehele geslacht vertoont een tamelijk uniforme bouw; een korte gedrongen kop, een rond gedrongen lichaam, goed ontwikkelde poten met lange tenen en nagels en een stekelige, gekielde beschubbing. De lengte van de soorten varieert van 12 à 15 cm voor de kleinere soorten Sceloporus (clarkii, magister, olivaceus). Het merendeel van de vertegenwoordigers van dit geslacht vertoont een gevarieerd bruine grondkleur met een verscheidenheid aan patronen, gevormd door een combinatie van bruine, zwarte of witte vlekken en/of strepentekening(en). De buikzijde is veelal lichtbruin van kleur, terwijl een aantal soorten daar tevens een fraai, staalblauw kleurpatroon heeft dat zich vaak onder de keel voortzet (Sceloporus malachiticus, S. meriami, S. undulatus).

Enkele soorten hebben een zwarte halsband, waardoor ze ook wel eens onder de naam halsbandleguaantje aangeboden worden, niet te verwarren met de gelijknamige dieren uit het geslacht Crotaphytus. De vrouwtjes, die vaak wat minder fel gekleurd zijn, blijven meestal wat kleiner dan de mannetjes. Sceloporus variabilis smithi vertoont twee fraaie lichte lengtestrepen maar wordt, helaas voor de terrariumhouder, slechts uiterst zelden geïmporteerd.

Verspreidingsgebied
Globaal gesteld strekt het verspreidingsgebied van het geslacht Sceloporus zich uit van Centraal-Amerika tot en met de zuidelijke staten van Noord-Amerika. Met name Mexico is een land waar ze veelvuldig voorkomen. Hier alleen al zijn 53 soorten, exclusief 38 subsoorten geregistreerd. Sceloporus malachiticus komt hier slechts in 3 van de 31 provincies voor. Het verspreidingsgebied loopt van Mexico tot Panama. Binnen dit gebied worden 5 ondersoorten onderscheiden.

Gelijkenis met de Agamen (Agamidae)
Al met al vertoont Sceloporus vrij veel uiterlijke overeenkomst met de agamen, maar het is interessant te constateren dat daar waar leguaanachtigen voorkomen, de agamen ontbreken, en andersom. In Afrika, Australië, Azië en de Indische Archipel komen geen leguanen voor. Een opmerkelijk verschil tussen leguanen en agamen is de plaatsing van de tanden op het kaakbeen. Deze zitten bij agamen er boven op, terwijl ze bij de leguanen aan de binnenzijde zitten. In tegenstelling tot de agamen zijn de leguanen in staat om bij verlies hun tanden te vervangen.

Biotoop en voedsel
Het grootste deel der Sceloporus soorten komt voor in droge, struik- en steppeachtige gebieden. Sceloporus magister komt zelfs uit woestijngebied. De soorten uit de Verenigde Staten (Sceloporus undulatus) leven veelal op de stammen van bomen. Daar worden ze “Swifts” of “Rusty Lizards” genoemd.
Indien het landschap bergachtig is vindt men ze uitsluitend op de zuid hellingen. De kleine soorten voeden zich hoofdzakelijk met insecten, maar de grotere soorten vergrijpen zich ook aan kleine hagedissen. Er zijn soorten bekend die (incidenteel) ook plantaardig voedsel als blad- en bloemknoppen verorberen.

Sceloporus malachiticus
Sceloporus malachiticus is eigenlijk een buitenbeentje. Alleen al de fraaie groene kleur onderscheidt haar van de meeste andere soorten. De biotoop is beduidend vochtiger en plantrijker dan die van de meeste andere, meer noordelijk voorkomende Sceloporus soorten.

Biotoop van de geïmporteerde dieren
De door de heer Herman Oostveen geïmporteerde dieren komen uit Costa Rica, waar ze hun biotoop delen met o.a. Anolis tropidolepis en Gerrhonotus monticolus, deze laatste is evenals Sceloporus malachiticus een echte zonaanbidder. Volgens waarnemingen van Herman Oostveen persoonlijk komen ze veelvuldig voor op de schaduwbomen rond de koffieplantages en ligt hun voorkeurstemperatuur rond 34 à 35°C. Wanneer de temperatuur beneden de 20°C. daalt, blijken ze niet meer actief te zijn. Onder normale omstandigheden zijn het levendige, snelle dieren die bijzonder moeilijk te vangen zijn.

Waarnemingen in het veld
Volgens waarnemingen van Gaige in Panama, leeft Sceloporus malachiticus daar op grote rotsblokken, omgevallen bomen en stronken, in betrekkelijk open gebied. Met hun sterke, goed ontwikkelde poten bewegen zij zich gemakkelijk en razendsnel op vooral verticale vlakken. Onderzoek van Wettstein heeft tot de volgende interessante conclusie geleid: hoe hoger de dieren voorkomen en hoe lager de gemiddelde temperatuur, hoe minder fraai de kleuren en hoe geringer de maximale lengte van deze soort. Op 3.000 meter hoogte in Costa Rica, blijken de dieren slechts half zo groot te worden als die uit lager gelegen biotopen.

Gedrag in het terrarium
De geïmporteerde exemplaren zijn maximaal ongeveer 15 cm. lang en blijken in het terrarium sterke, levendige en interessante dieren te zijn. Hoewel de mannetjes, eenmaal gesetteld, onderling agressief kunnen zijn en ook de vrouwtjes een territorium vormen, zijn ze ten opzichte van andere terrariumdieren bijzonder verdraagzaam. Bij het naderen van een soortgenoot zien we veelal het bekende “kopknikken” en het afplatten van het lichaam waardoor ze hun oppervlak ten opzichte van de “indringer” vergroten. De mosgroene kleur van het mannetje en de lichtblauwe staart met de staalblauwe buikzijde en keel, vervolmaakt met een zwart halsbandje maken hem tot een juweeltje in het terrarium.
Het vrouwtje is minder fraai gekleurd; zij is bruin en vertoont op de rugzijde vaak 4 tot 6 rijen scherp afgetekende bruinzwarte vlekken, waarvan de middelste 2 zich veelal voortzetten in de staart. Zij is levendbarend en werpt meestal 4 of 5 levende jongen die aanvankelijk nog in een dun vlies zitten.
Nog jong, zijn mannetjes en vrouwtjes vrijwel gelijk van kleur. Toch zijn de seksen wel te onderscheiden aan de bredere staartwortel van het mannetje.

Jonge dieren
Bij een import van deze dieren zijn veelal drachtige wijfjes aanwezig. Indien u een passend terrarium bezit en deze dieren uw belangstelling hebben, kan ik aanbevelen eens zo’n drachtig exemplaar te kopen, om te zijner tijd de jongen hiervan op te kunnen fokken. U zult hier ongetwijfeld veel plezier aan kunnen beleven. De jonge dieren zijn bijzonder levendig en attent en eten goed jonge krekels, wasmotlarven en andere kleine insecten. Hun kalkbehoefte is erg groot en we kunnen hierin voorzien door de aangeboden voedseldieren rijkelijk met Gistocal te bepoederen en stukjes eierschalen en sepia of andere kalkhoudende stoffen aan te bieden. De aanwezigheid van een waterbakje of het regelmatig besproeien van de planten is aan te bevelen, aangezien de vochtbehoefte van zowel jonge als oudere dieren groot is.

Het terrarium
Het terrarium behoeft niet buitensporig groot te zijn. Een voorbeeld van een goede maat is 60 cm lang, 45 cm diep en 60 cm hoog. Bij de inrichting van de bak houden we rekening met de behoefte aan klim gelegenheid van dit dier. Een met grof kurkschors beklede achterwand is ideaal en we zorgen ervoor dat de klimtakken niet al te fragiel zijn en dus volop houvast bieden. Een stralingswarmtebron, gericht op de plaats waar de dieren gemakkelijk kunnen “zonnen” kan eenvoudig gerealiseerd worden d.m.v. een 60 watt spiegelreflectorlamp.
De beplanting kan naar eigen smaak uitgezocht worden maar weer rekening houdend met het klimgrage gedrag van de dieren.

Conclusie
Tot slot meen ik te mogen stellen dat we hier te doen hebben met een hagedis die niet tot de probleemdieren behoort, die te combineren valt met vele andere (kleine) hagedissen, die qua kleuren kan wedijveren met iedere andere hagedis en dus voor menig terrariumhouder bijzonder interessant en aantrekkelijk kan zijn.

SUMMARY: Some general information about Sceloporus malachiticus is provided, followed by fieldnotes and suggestions for the keeping in a terrarium.

 

Translate »