Selecteer een pagina

Teratoscincus scincus

Een eerder door mij gepubliceerd artikel in Het Aquarium, 1986, 56ste jrg., blz. 141-142.

De wondergekko (Teratoscincus scincus)

Inleiding.
Uit de droge, zand- en leemachtige gebieden van zuidwest- tot midden Azië komt de zogenoemde wondergekko. Enkele malen per jaar wordt een klein aantal van deze bodembewonende gekko’s geïmporteerd door een handelaar in Den Haag. Deze importen zijn meestal afkomstig uit Pakistan, Afghanistan en soms zelfs uit Mongolië. Afhankelijk van waar de dieren vandaan komen, kan de kleur, de tekening en de grootte van de volgroeide dieren sterk verschillen.

Teratoscincus scincus

Portret van een gewone wondergekko (Teratoscincus scincus).

De variëteit uit Pakistan en Afghanistan.
De wondergekko wordt inclusief staart tot 20 cm lang. De foto vertelt voldoende over het uiterlijk. In Duitsland worden ze ook wel ‘Schlangenaugengekko’ genoemd vanwege de opvallend grote ogen met de verticaal staande pupillen. Het zijn schemer- en nachtactieve hagedissen die zich overdag schuilhouden in hun zelf gegraven, soms tot een halve meter diepe holen. Wanneer ze zich bedreigd voelen, vertonen ze een karakteristieke dreighouding waarbij ze zich zo hoog mogelijk op de poten oprichten en de rug krommen als een kat. Door de staart krachtig heen en weer te slaan, zouden zij een ratelend geluid kunnen maken. Als dreigen niet voldoende is, dan kunnen ze razendsnel en venijnig toebijten of zich bliksemsnel uit de voeten maken. Zelfs de net uit het ei gekomen dieren vertonen dit gedrag.

Bij het in de hand nemen van wondergekko’s moet men zeer voorzichtig te werk gaan. De dieren hebben een zeer gevoelige, dunne huid die gemakkelijk loslaat. Deze vervult daardoor een zelfde functie als de staart die loslaat wanneer de dieren door een predator worden gegrepen. Daarnaast ademen wondergekko’s door de huid. Ze hebben relatief kleine longen maar een wijd vertakt bloedvatenstelsel vlak onder de huid waardoor ze zuurstof kunnen opnemen en kooldioxide kunnen afgeven.

Teratoscincus scincus

De kleine variëteit van de wondergekko.

Verzorging.
Het zijn aantrekkelijke en betrekkelijk gemakkelijk te houden dieren die kunnen worden gevoed met krekels of andere insecten van een dergelijk formaat. De meeste gekko’s accepteren ook stukjes fijngemalen sepia en schalen van kippeneieren als aanvulling op hun menu om de kalkbehoefte te dekken. Daarnaast is het altijd aan te bevelen de voedselinsecten te bepoederen met een kalkpreparaat.
De dieren hebben veel vocht nodig dat kan worden gegeven door middel van sproeien en het plaatsen van een klein waterbakje.
Overdag liggen ze graag op een bodemverwarming waarop ze echter niet moeten kunnen verbranden.
Het terrarium mag niet al te klein zijn en moet voldoende bodemoppervlak bieden, minstens 100 X 50 cm. Een dikke zandbodem valt aan te bevelen. Het geheel kan worden aangekleed met stenen en stronken. De temperatuur mag overdag oplopen tot 40°C maar moet ’s nachts dalen tot 20 à 25°C. Het is niet aan te raden meer dan één mannetje met een of twee vrouwtjes samen te houden.

Teratoscincus scincus 3

De eieren zichtbaar door de buikwand heen.

Kweek.
Evenals bij andere gekko’s leggen de vrouwtjes per keer 2 eieren. In de natuur doen ze dat tot 3 keer per jaar, in gevangenschap zelfs 5 à 6 keer per jaar. Dit laatste hoorde ik van Arthur Heller uit Rotterdam die een aantal stellen van deze dieren verzorgt en er nu regelmatig mee kweekt. De eieren van de Pakistaanse variëteit zijn opmerkelijk groot. Ze hebben een harde kalkschaal en komen bij een temperatuur van 30°C na ongeveer 75 dagen uit.

Teratoscincus scincus

Een net uit het ei gekomen jong bij het lege ei.

Teratoscincus scincus

Zo jong en nu al dreigen.

Translate »