Selecteer een pagina

Phyllobates vittatus

Phyllobates vittatus (Cope 1893).

Phyllobates vittatus

Phyllobates vittatus een mannetje in zijn territorium. Hier zit hij vaak te fluiten. 

Het was nog in de tijd dat ik zeer bevriend was met Ger Brons en regelmatig bij hem thuis kwam dat het houden van pijlgifkikkers breed in de belangstelling kwam. De eerste kikkers die regelmatig werden aangeboden waren Dendrobates auratus en Phyllobates vittatus (die destijds nog zeer algemeen als P. lugubris werd aangemerkt). De meeste importen kwamen binnen via Herman Oostveen van de Natuurvriend in Utrecht, die kennelijk de beste contacten in Costa Rica en omgeving bezat.

Phyllobates vittatus

Phyllobates vittatus een vrouwtje in het territorium van het mannetje. Vaak reageert zij op het gefluit van het mannetje. 

Zowel Ger als ik hebben beide soorten gehouden en gekweekt maar ik moet zeggen dat Phyllobates vittatus vanwege de aansprekende kleuren en het prachtige gefluit wat mij betreft de voorkeur genoot. Ik weet dat ik destijds om mij te oriënteren bij Harry van Meeuwen, toenmalig voorzitter van Lacerta, in Leiderdorp op visite ben geweest die een inspirerend open paludarium bezat met een kleine populatie van deze kikkertjes en die er regelmatig mee kweekte.

In de tijd dat ik actief was met het houden van pijlgifkikkers bouwde ik volglazen bakjes met een schuine, losse uitneembare voorruit en een dubbele voorkant met ventilatiestrook waarop deze voorruit rustte. Dat type terrarium heeft mij altijd zeer aangesproken en heeft voor zowel kikkers als kleine hagedissen altijd goed gefunctioneerd.

Phyllobates vittatus is afkomstig uit Costa Rica, waar hij voorkomt aan de Pacifische kust van zuidelijk Costa Rica in de Golfo Dulce regio tot 70 meter boven de zeespiegel. Opmerkelijk is het geluid dat deze kikkers maken: het gaat om een heldere kanarieachtige triller die enkele seconden aan kan houden en die menig bezoeker bij mij thuis heeft doen vragen waar mijn kanariekooi zou staan.

Qua uiterlijk spreken de foto’s voor zich en meldt de literatuur: De tekening op het midden van de rug is, indien aanwezig, erg onregelmatig. Een witte lijn loopt van de onderkaak tot op de bovenarm. De poten zijn blauw tot blauwgroen met zwart gespikkeld. De buikzijde is eveneens blauw tot blauwgroen met zwart, maar is meer gemarmerd. De keel is doorgaans uniform zwart.

Zelf ben ik helaas nog nooit in Costa Rica geweest, maar alweer lees ik op het Internet: De kikkertjes komen voor langs de vele met stenen bezaaide beken in zeer nat regenwoud. Ze zijn relatief schuw en duiken veelvuldig weg tussen de rotsen en begroeiing. De bosbodem rond de beken is bezaaid met afgevallen blad. De temperatuur in deze gebieden varieert tussen de 23 en 27 graden. De mannetjes zorgen voor de legsels van 10 tot 25 eitjes en dragen de uitgekomen kikkervissen allemaal tegelijk naar de beekjes waarlangs de kikkers zich ophouden. De kikkervissen zijn omnivoor en niet kannibalistisch.

Phyllobates vittatus

Wat opvalt is dat de mannetjes aan hun territorium hechten en dit door hun prachtige gefluit afbakenen en tegelijkertijd wijfjes naar zich toe lokken.

Phyllobates vittatus

Ik heb meerdere keren gezien dat een drachtig wijfje bovenop een fluitend mannetje sprong en kennelijk door dit gedrag liet blijken dat ze bereid was eieren met hem af te zetten. 

In tegenstelling tot de meeste kikkers vindt er geen amplexus plaats waarbij het mannetje zich aan het vrouwtje vastklampt, maar zitten het mannetje en vrouwtje met hun achterkanten naar elkaar toe. Het vrouwtje legt, afhankelijk van haar leeftijd, grootte en conditie, tussen de 10 en 25 eieren. De eieren worden veelal gelegd op gladde oppervlakken van o.a. (bromelia)bladeren, gladde stenen en ook wel in veilige holletjes. Nadat het vrouwtje de eieren heeft afgezet worden ze bevrucht door het mannetje. Nadat het vrouwtje de eieren heeft gelegd verlaat ze het gebied en blijft het mannetje alleen achter om de eieren te bewaken.

De eitjes komen uit na ongeveer 18 dagen. Het mannetje gaat tussen de tot kikkervisjes ontwikkelde eieren zitten, de larven werken zich naar boven op zijn rug en hij draagt alle kikkervisjes naar een klein plasje of poeltje in de buurt. Per keer neemt het mannetje tussen de 4 tot 6 kikkervisjes mee. Soms loopt hij urenlang rond met de larven op zijn rug, alsof ze er niet zijn. Na ongeveer twee maanden metamorfoseren de kikkervisjes uiteindelijk tot kleine kikkertjes. Tot die tijd ademen ze via kieuwen en voeden ze zich onder andere met algen en rottende (water)plantenresten.

De ontwikkeling van de eieren en de larven in beeld, je ziet de volgende foto’s: Vers gelegde eieren. De vers gelegde eieren op een bromeliablad. De eieren op een petri schaaltje. Met blad en al verplaatst naar een petrischaaltje. De larven uit het ei. De larven klaar om naar het water te worden gebracht. Kikkervisjes. De larven in hun opgroei aquarium. De tekening komt door, samen met de achterpoten. De kikkervisjes: de poten breken door, achter eerst en de kleur begint te komen. Het kwetsbare stadium. Er moet er voldoende mogelijkheid zijn om op het droge te kruipen en te zitten anders verdrinken de larven. Enkele foto’s van het mannetje met larven op de rug.

Translate »